Reglement
Version française ci-dessous
Huishoudelijk Reglement en spelregels OBTF
I. Algemene bepalingen
Art. 1 – Toepassingsgebied
Dit reglement is van toepassing op alle aangesloten clubs en spelers van OBTF vzw.
Door aansluiting verklaren zij zich akkoord met dit reglement en verbinden zij zich tot naleving ervan.
Art. 2 – Talen
Alle aangeslotenen dienen zich te kunnen uitdrukken in een van de drie nationale talen (Nederlands, Frans of Duits).
Art. 3 – Wijzigingen
Het bestuur behoudt zich het recht om wijzigingen aan dit reglement aan te brengen.
Alle wijzigingen worden gecommuniceerd via www.obtf.be en treden onmiddellijk in werking, tenzij anders vermeld.
II. Aansluiting & inschrijving
Art. 4 – Clubinschrijving
Clubs moeten zich inschrijven vóór 25 juli voor aanvang van het nieuwe seizoen.
De inschrijving gebeurt via e-mail naar info@obtf.be en is pas geldig wanneer alle onderstaande gegevens volledig zijn vermeld:
Naam van de ploeg
Naam en adres van het lokaal
Spelerslijst met naam, voornaam, geboortedatum en lidnummer
Gegevens van kapitein en onderkapitein,
telkens met naam, voornaam, gsm-nummer en e-mailadres
De inschrijving is pas definitief na ontvangst van de verschuldigde betaling, zoals bepaald in Art. 5 – Financiële voorwaarden.
Art. 5 – Financiële voorwaarden
De inschrijving van een speler kost €5, van een ploeg €60. Alle betalingen dienen te gebeuren via overschrijving op rekeningnummer BE26 7390 2653 2329, met duidelijke vermelding van ploegnaam en betalingsdoel.
Art. 6 – Weigering inschrijving
OBTF vzw behoudt zich het recht voor om inschrijvingen van clubs of spelers te weigeren op basis van objectieve en sportieve redenen.
Art. 7 – Spelersaansluiting
Een speler mag op elk moment slechts aangesloten zijn bij één club. Indien een speler bij meerdere clubs tekent, geldt de aansluiting bij de club waar hij eerst tekende.
Art. 8 – Vrije spelers
Spelers zonder club kunnen aansluiten tot en met de 5e laatste speeldag, inclusief bekerwedstrijden.
Art. 9 – Identificatie van leden
Leden en clubs worden opgenomen in het ledenoverzicht en cluboverzicht op www.obtf.be.
Art. 10 – Deelname aan andere federaties
Spelers aangesloten bij OBTF mogen niet deelnemen aan competities op vrijdag van andere tafelvoetbalfederaties.
Art. 11 – Lokaalwijziging
Wijziging van speelzaal tijdens het seizoen is enkel toegestaan bij overmacht en na goedkeuring door het bestuur. Indien geen lokaal beschikbaar is, worden wedstrijden uit gespeeld of in een vervangend lokaal met een goedgekeurde tafel.
Art. 12 – Aanleveren van ledenlijsten
OBTF bezorgt de definitieve ledenlijsten van alle clubs ten laatste tegen eind september aan het nationaal secretariaat.
III. SPEELTAFELS EN MATERIAAL
Art. 13 – Aantal clubs per lokaal
Er mogen meerdere clubs in één lokaal spelen, op voorwaarde dat er per beschikbare, erkende speeltafel maximaal twee clubs actief zijn.
Art. 14 – Type speeltafels
Speeltafels moeten nationaal erkend zijn (bv. Jupiter Goldstar, Homestar). Elke tafel moet voorzien zijn van een goed werkende lamp boven het speelveld en voldoende ruimte rondom voor vlotte beweging van spelers.
Art. 15 – Technische vereisten tafels
Elke speeltafel moet voldoen aan de volgende normen:
Rechte, originele stangen met veren of rubbers
Onbeschadigde originele popjes
Originele, ronde balletjes zonder slijtage of deuken
Onbeschadigde handvaten
Vaste hoeken en zijkanten van de tafel
Effen, onbeschadigd speelvlak
De tafel moet volledig in originele staat zijn
De bezoekende ploeg mag geen enkele wijziging aanbrengen aan tafel of materiaal.
Voorbeelden (niet-limitatief): geen schuurpapier, niet branden aan pootjes/popjes, geen vervorming of polijsten van onderdelen, geen aanpassing aan ballen of handvaten.
Art. 16 – Herstellingen en gebreken
Indien een zijde van de tafel niet in orde is, moet de thuisploeg dit herstellen. Indien dat niet lukt, mag de bezoekende ploeg spelen aan de betere zijde. De normale volgorde van wisselen wordt dan behouden alsof er geen wissel is geweest.
Art. 17 – Spelbaarheid tafel
Indien een ploeg van oordeel is dat de tafel niet bespeelbaar is of er aanpassingen zijn gebeurd die niet reglementair zijn, moet het bestuur onmiddellijk verwittigd worden. Het bestuur beslist dan of er gespeeld kan worden of dat de wedstrijd moet worden voortgezet in een ander, reglementair lokaal.
Art. 18 – Gebruik van antislipproducten
Of het speelvlak glad of niet glad wordt bevonden, hangt af van de goedkeuring van de thuisploeg. Alleen de thuisploeg mag een antislipproduct gebruiken, zolang dit de normale loop van het balletje niet beïnvloedt. Bezoekende ploegen mogen geen aanpassingen doen aan het speelveld, de tafel of het materiaal.
IV. TRANSFERS
Art. 19 – Vrije transferperiode
Transfers zijn vrij toegestaan tussen het einde van seizoen 1 en de start van seizoen 2, op voorwaarde dat de speler zich nog niet opnieuw heeft aangesloten bij een andere club.
Na deze periode zijn transfers enkel mogelijk in uitzonderlijke omstandigheden, en dan alleen na de heenronde en voor de start van de terugronde
Art. 20 – Controle bij transfers buiten vrije periode
Bij een transfer buiten de vrije periode moet worden nagegaan of de speler reeds:
Aangesloten is bij een andere OBTF-club, of
Aangesloten is bij een club van een andere federatie
In dat geval gelden volgende voorwaarden:
De kapitein van de huidige club moet zijn akkoord geven
Indien het om een andere federatie gaat, is toestemming nodig van de federatie
Indien de speler meer dan 5 officiële wedstrijden gespeeld heeft in het lopende seizoen, kan er geen transfer meer worden aangevraagd
Art. 21 – Beoordeling door het bestuur
Zelfs indien aan alle voorwaarden is voldaan, behoudt het OBTF-bestuur zich het recht voor om een transfer te weigeren of te blokkeren indien dit in strijd is met het sportieve of organisatorische belang van de competitie.
Art. 22 – Beperking op het aantal hoger gerangschikte spelers per afdeling
Om een eerlijke en evenwichtige competitie te garanderen, gelden er per afdeling beperkingen op het aantal spelers met een hogere individuele ranking. Deze regel geldt zowel voor nieuwe transfers als voor bestaande clubleden die hun ranking behouden.
Onderstaande tekst geeft het maximumaantal toegestane spelers per ranking en afdeling weer:
1ste afdeling: het aantal spelers met ranking 1, 2, 3 en 4 is onbeperkt.
2de afdeling: maximaal 2 spelers met ranking 1; spelers met ranking 2, 3 en 4 zijn onbeperkt.
3de afdeling: maximaal 1 speler met ranking 1; maximaal 2 spelers met ranking 2.
Uitzondering: indien er géén speler met ranking 1 in de ploeg is aangesloten, mag een 3de speler met ranking 2 worden toegevoegd. Spelers met ranking 3 en 4 zijn onbeperkt.4de afdeling: spelers met ranking 1 zijn niet toegestaan; maximaal 1 speler met ranking 2; maximaal 2 spelers met ranking 3. Uitzondering: indien er géén speler met ranking 2 in de ploeg is aangesloten, mag een 3de speler met ranking 3 worden toegevoegd. Spelers met ranking 4 zijn onbeperkt.
Art. 23 – Verplichte promotie voor basisspelers van kampioenenteams
Een speler wordt beschouwd als basisspeler van een kampioenenteam indien hij in het afgelopen seizoen minstens 10 van de 22 officiële competitiewedstrijden heeft meegespeeld. Deze basisspeler is verplicht om het volgende seizoen samen met het kampioenenteam uit te komen in een hogere afdeling dan waarin zijn team kampioen werd. ➤ Uitzondering: spelers die enkel aan het begin van het seizoen deelnamen (bv. de eerste 10 wedstrijden) maar daarna niet meer actief waren, worden niet als basisspeler beschouwd.
V. RANKINGS
Art. 24 – Invloed van ranking op deelname
De individuele ranking van een speler bepaalt in welke afdeling hij mag uitkomen tijdens officiële tornooien, alsook voor regionale en nationale kampioenschappen. Het bestuur behoudt steeds het recht om rankings tussentijds aan te passen op basis van prestaties en ELO-score.
Art. 25 – Toekenning van initiële ranking
Spelers die zich voor het eerst aansluiten bij OBTF, of die geen actieve spelersgeschiedenis hebben binnen de federatie, krijgen standaard ranking 4.
Bij inschrijving wordt er gecontroleerd of de speler recent actief is (geweest) bij een andere federatie in binnen- of buitenland. Indien blijkt dat de speler daar een hogere ranking had of als ervaren beschouwd werd, kan OBTF een hogere, aangepaste ranking toekennen.
➤ Het volstaat dus niet om zich als "nieuw" voor te stellen: het OBTF-bestuur voert steeds een controle uit. Enkel als een speler niet gekend is in een andere federatie, wordt hij beschouwd als beginnend speler met ranking 4.
Art. 26 – Ranking bij overstap naar hogere afdeling
Spelers die vrijwillig overstappen naar een hogere afdeling, mogen hun oorspronkelijke (lagere) ranking behouden, maar maximaal gedurende twee opeenvolgende seizoenen. Voor het tweede seizoen geldt dit enkel indien hun prestaties dit rechtvaardigen. Spelers die gedurende twee opeenvolgende seizoenen actief zijn in een hogere afdeling, stijgen automatisch één rankingniveau, op voorwaarde dat ze over die periode een ELO-percentage van minstens 37% behalen.
Art. 27 – Overgang naar lagere afdeling
Spelers die vrijwillig dalen naar een lagere afdeling behouden hun bestaande ranking.
Art. 28 – Kampioenen stijgen mee in ranking
Spelers die met hun ploeg kampioen worden, stijgen ook in ranking. Ze stijgen automatisch één rankingniveau, op voorwaarde dat ze over die periode een ELO-percentage van minstens 37% behalen. De nieuwe ranking kan nooit hoger zijn dan de afdeling waarin men promoveert, tenzij deze hogere ranking reeds van toepassing was.
Art. 29 – Voorwaarden voor daling in ranking
Een daling in ranking is enkel mogelijk indien:
De speler in het afgelopen seizoen minder dan 37% ELO behaalde in een reeks gelijk aan de ranking of lager,
De ploeg gedegradeerd is naar een lagere afdeling. Ze dalen automatisch één rankingniveau, op voorwaarde dat ze over die periode een ELO-percentage van lager dan 50% behalen. De nieuwe ranking kan niet lager zijn dan de afdeling waarin men zal uitkomen.
Art. 30 – Daling na lange inactiviteit
Een speler die gedurende vijf opeenvolgende seizoenen niet actief was in om het even welke federatie, kan een aanvraag indienen om zijn ranking te verlagen. Deze aanvraag wordt enkel goedgekeurd:
Na overleg met het bestuur, en
als de nieuwe ranking overeenkomt met of hoger ligt dan de afdeling waarin de speler opnieuw zal aantreden.
VI. COMPETITIE EN BEKER
Art. 31 – Opzet van de competitie
De competitie verloopt via een heen- en terugronde. Een klassement wordt opgesteld op basis van:
het hoogste aantal competitiepunten
het hoogste aantal overwinningen
het hoogste aantal doelpunten
Indien er op het einde van het seizoen een gelijke stand is qua punten (ongeacht overwinningen of doelpunten), wordt een testwedstrijd gespeeld tussen de betrokken clubs om de eindrangschikking te bepalen voor de eerste plaats en de titel.
Art. 32 – Promotie en degradatie
Enkel de kampioen stijgt automatisch van afdeling en enkel de ploeg die als laatste uitkwam in het klassement daalt automatisch van afdeling. De verdere opbouw van de reeksen en eventuele bijkomende stijgers of dalers wordt bepaald door het bestuur, dat daarbij rekening houdt met:
het eindklassement van het vorige seizoen
de ELO-punten van alle aangesloten spelers binnen een club
de uitgevoerde transfers vóór aanvang van het nieuwe seizoen
Deze elementen dienen als leidraad om clubs op de meest correcte manier in te delen.
Art. 33 – Bekercompetities
Parallel aan de reguliere competitie organiseert OBTF:
de Beker van OBTF - deze geeft toegang aan de winnaar tot de Beker van België
een Reeksbeker (troosting) per afdeling
Deelname aan beide bekers is verplicht. Het bestuur bepaalt de speeldagen. De kampioen van de eindronde van elke reeks én de winnaar van de beker van OBTF zijn verplicht deel te nemen aan:
de Beker van België
de Belgische Interclubkampioenschappen
Indien men niet aanwezig kan zijn, dient men een vervanger aan te stellen en dit in samenspraak met het bestuur.
Art. 34 – Kalender en adressen
Elke club kan de wedstrijdkalender en een lijst met adressen van alle tegenstanders consulteren op de website www.obtf.be.
Art. 35 – Wedstrijdregistratie
Alle competitie- en bekerwedstrijden worden elektronisch ingevuld via www.obtf.be.
De thuisploeg vult het wedstrijdblad digitaal in en verzendt het
De uitploeg vult zijn spelers in voor aanvang van de wedstrijd en bevestigt het blad vóór 20u de dag nadien. Bij uitblijven van bevestiging geldt automatische goedkeuring
Elke ploeg duidt een kapitein en onderkapitein aan. Zij zijn verantwoordelijk voor het online invullen en goedkeuren van de wedstrijdbladen. Het wedstrijdblad moet volledig ingevuld zijn vóór aanvang van de partij.
Art. 36 – Vervalsing van wedstrijdbladen
Indien een wedstrijdblad wordt vervalst, verliezen beide clubs de wedstrijd met forfait en worden de kapiteins of onderkapiteins die het blad ondertekenden disciplinair gesanctioneerd.
Art. 37 – Gewoon forfait (éénmalig)
Wanneer een ploeg forfait geeft voor één enkele wedstrijd, zonder dat er sprake is van algemeen forfait:
worden de punten toegekend aan de tegenpartij met een standaardscore van 18-0
blijven alle eerdere resultaten van de forfait gevende ploeg behouden in het klassement
Bij herhaald forfait kan het bestuur beslissen tot bijkomende sancties of alsnog over te gaan tot algemeen forfait (zie Art. 38).
Art. 38 – Algemeen forfait tijdens het seizoen
Wanneer een club tijdens het seizoen een algemeen forfait geeft:
worden alle behaalde punten geschrapt, met terugwerkende kracht
worden alle gespeelde wedstrijden van die ploeg als onbestaand beschouwd
mogen de betrokken spelers vanaf dat moment niet meer deelnemen aan enige andere tafelvoetbalorganisatie, tenzij in overleg met het bestuur
Art. 39 – Aanvangsuur van de wedstrijden
De officiële starttijd is 21:00 uur. Er geldt een tolerantietijd tot 21:30 uur.
Om 21:00 wordt de wedstrijd gestart, tenzij in onderling overleg tussen beide ploegen anders wordt overeengekomen. Bij afwezigheid van een ploeg na deze tijd mag enkel forfait worden uitgesproken na telefonisch contact met het bestuur.
Art. 40 – Opwarmingstijden
De bezoekende ploeg kan de tafel opeisen vanaf 20:30 om te trainen tot 21:00, tenzij anders overeengekomen. De thuisploeg zorgt dat tafel en ballen reglementair en vrij zijn vanaf 20:30. Tijdens de opwarming zijn aanpassingen aan tafel of materiaal verboden.
Art. 41 – Samenstelling en aanwezigheid spelers Elke ploeg speelt met 3 koppels (6 spelers). Dubbele opstelling van eenzelfde speler in meerdere koppels is niet toegestaan: eenzelfde speler mag niet deelnemen aan meer dan één koppel (bijvoorbeeld A én B, of A én C) binnen dezelfde wedstrijd. Afhankelijk van het aantal aanwezige spelers gelden de volgende bepalingen:
Bij 2 aanwezige spelers:
De wedstrijd start onmiddellijk. De eerste drie partijen (A-A, A-B, A-C) moeten onmiddellijk en zonder pauze worden gespeeld.
Indien de volgende 2 spelers niet tijdig arriveren, na afloop van de derde partij, volgt automatisch een forfaitscore van 18-0.Bij 4 aanwezige spelers:
Alle mogelijke sets met 4 spelers worden onmiddellijk gespeeld en dit zonder pauze.
Het derde koppel moet aanwezig zijn vóór de laatste reguliere partij, anders verliest het die voorziene sets met 11-0 per partij.Bij 6 aanwezige spelers:
De wedstrijd start zoals voorzien. Indien een basisspeler later arriveert, mag de wedstrijd niet uitgesteld worden. De aanwezige reservespelers starten de partij. “Later” betekent: pas nádat de voorgaande koppels (A en B) al hun voorziene wedstrijden hebben afgewerkt.
Art. 42 – Gelijkspel in bekerwedstrijden
Bij gelijkspel in een bekerwedstrijd wordt een testpartij gespeeld tussen twee koppels (één per club), aangeduid door de clubkapiteins.
Iedere speler die op het wedstrijdblad staat mag gekozen worden, ook reservespelers
Tijdens de testwedstrijd mogen geen reservespelers meer ingebracht worden
De partij wordt gespeeld tot 11 (maximale score 11/10)
Art. 43 – Uitstel van wedstrijden
Maximaal 2 wedstrijden uitstellen per ploeg per seizoen
Geen uitstellen toegelaten tijdens de laatste 3 speeldagen
Inhaalmomenten worden vastgelegd door het bestuur
Art. 44 – Identiteitscontrole
Voor aanvang van de wedstrijd kan de kapitein/scheidsrechter een visuele identiteitscontrole uitvoeren van elke speler aan de hand van een officieel document (eID, rijbewijs of paspoort). Er worden geen kopieën (foto/scan) genomen van identiteitsdocumenten en geen elektronische uitlezingen uitgevoerd. De controle gebeurt uitsluitend om lidmaatschap en speelsgerechtigdheid te verifiëren (contractuele noodzaak/legitiem belang) en volgt het dataminimalisatie-principe: enkel naam en geboortedatum mogen desgevallend genoteerd worden. Het rijksregisternummer wordt niet verwerkt of genoteerd. Kan een speler zich niet identificeren, dan start hij niet, tenzij na telefonisch akkoord met een bestuurslid een tijdelijke toelating wordt gegeven; de speler kan dan op de eerstvolgende vergadering worden opgeroepen voor controle.
VII. ARBITRAGE
Art. 45 – kapitein en onderkapitein als scheidsrechter
Elke ploeg duidt een kapitein en onderkapitein aan. Zij mogen geen koppel vormen, zodat in geval van discussie een van beiden (van de bezoekende ploeg) als scheidsrechter kan optreden.
Art. 46 – Aanstellen van een officiële scheidsrechter
Er wordt niet standaard een scheidsrechter voorzien vanuit OBTF, tenzij dit uitdrukkelijk is aangevraagd door een van de clubs minstens 7 dagen op voorhand, of een scheidsrechter wordt aangeduid door het bestuur.
Art. 47 – Discussie bij arbitrage door bezoekende kapitein
Bij discussie over een spelsituatie waarbij de bezoekende kapitein als scheidsrechter optreedt en de tegenpartij het niet eens is met zijn beslissing, moet de situatie onmiddellijk gemeld worden aan het bestuur voor verdere opvolging.
Art. 48 – Escalatie tijdens de wedstrijd
Indien partijen er niet in slagen een akkoord te bereiken, dient men onmiddellijk contact op te nemen met het bestuur. Alleen een officiële scheidsrechter aangesteld door het bestuur of een OBTF-bestuurslid heeft het recht om een wedstrijd stil te leggen
Art. 49 – Hervatten van gestaakte wedstrijden
Indien de omstandigheden ernstig verstoord zijn en niet ter plaatse opgelost kunnen worden, mag het bestuur beslissen om de wedstrijd stop te zetten en/of te hervatten in een dichtstbijzijnd alternatief lokaal dat conform is aan de OBTF-reglementen.
Art. 50 – Verplichte scheidsrechtersbijdrage door clubs
Het OBTF-bestuur behoudt zich het recht voor om clubs te verplichten een lid beschikbaar te stellen als scheidsrechter voor andere wedstrijden of officiële kampioenschappen.
VIII. PROVINCIALE KAMPIOENSCHAPPEN
Art. 51 – Opzet van de kampioenschappen
OBTF organiseert elk seizoen provinciale kampioenschappen in de volgende categorieën:
Open enkelspel
Open dubbelspel
Gemengd dubbelspel
Enkelspel per afdeling
Dubbelspel per afdeling
Enkelspel dames, junioren en veteranen
Dubbelspel dames, junioren en veteranen
Art. 52 – Deelnemingsvoorwaarden
Om te kunnen deelnemen aan een provinciaal kampioenschap, moet een speler aangesloten zijn bij een OBTF-club en ingeschreven zijn vóór 31 december van het lopende seizoen.
Art. 53 – Deelname is vrijwillig, maar sterk aanbevolen
Deelname aan de provinciale kampioenschappen is niet verplicht, maar wordt sterk aangemoedigd. Het biedt spelers de kans om zich te meten met andere spelers uit hun provincie, hun club te vertegenwoordigen en te strijden voor de titel, eer en mogelijk prijzengeld of trofeeën.
Art. 54 – Reeksen en rangschikking
De indeling per afdeling gebeurt op basis van de OBTF-ranking:
Dubbelspel: de speler met de hoogste ranking binnen het duo bepaalt de indeling
Enkelspel: indeling gebeurt op basis van de individuele ranking van elke speler
Art. 55 – Timing
De kampioenschappen kunnen:
Op één weekend worden georganiseerd
Of gespreid doorheen het seizoen plaatsvinden, afhankelijk van beschikbaarheden en kalenderplanning
Art. 56 – Spelregels
Alle wedstrijden worden gespeeld volgens de officiële regels van OBTF vzw, zoals vastgelegd in het huishoudelijk reglement.
Art. 57 – Prijsuitreiking
Clubs en spelers worden verwacht aanwezig te zijn op de officiële prijsuitreiking om hun trofee of prijzengeld persoonlijk in ontvangst te nemen. Wie verhinderd is, meldt dit vooraf aan het bestuur. Prijzen worden niet opgestuurd.
IX. WEDSTRIJDEN & SPELREGELS
Art. 58 – Wedstrijdstructuur
Elke wedstrijd bestaat uit 9 partijen van maximaal 20 ballen per partij. De opstelling is als volgt:
Thuis A – Uit A
Thuis B – Uit B
Thuis C – Uit C
Thuis A – Uit B
Thuis B – Uit C
Thuis C – Uit A
Thuis A – Uit C
Thuis B – Uit A
Thuis C – Uit B
(Elk thuisduo speelt drie keer en treft elk uitduo precies één keer.)
Art. 59 – Puntentelling
Per partij zijn 2 punten te verdienen:
2 punten voor het koppel dat 11 doelpunten maakt
0 punten voor het verliezende koppel
Bij 10-10 is er een gelijkspel en krijgt elk team 1 punt
In totaal zijn er 18 punten per wedstrijd te behalen. De club met de meeste punten wint de wedstrijd en krijgt 2 klassementspunten. Bij een gelijkspel (9-9) ontvangt elke club 1 punt.
Art. 60 – Opbouw van een partij
Een partij bestaat uit 2 sets van telkens 10 ballen.
Art. 61 – Speelrichting
De thuisploeg start met de bal aan de middellijn, aan de kant van de ballenbak. In de tweede set ontvangt de tegenpartij de aftrap. Op neutraal terrein wordt getost. Wisselen van kant is toegestaan na de eerste set, indien een van beide teams hierom vraagt.
Art. 62 – Aftrap
De aftrap gebeurt via de 5-stang (middellijn): de bal moet eerst onder de middelste pop geplaatst worden, waarna bevestigd wordt of de tegenpartij klaar is. Na de “Klaar!”-bevestiging moet de speler die de bal in het spel brengt een vaste volgorde van balcontacten uitvoeren vóór het spel geldig hervat wordt. De correcte volgorde omvat:
een eerste balcontact met middelste poppetje van de rij,
gevolgd door ten minste twee bijkomende balcontacten met afwisselend verschillende poppetjes van dezelfde rij (dus in totaal drie aanrakingen met minstens twee verschillende figuren).
Indien de voor- of achterspeler die in balbezit is de hierboven vermelde regel niet naleeft, gelden de volgende bepalingen:
a) Wanneer de bal rechtstreeks bij de tegenpartij terechtkomt, wordt het spel zonder onderbreking verdergezet.
b) Wanneer de bal bij zijn medespeler terechtkomt, of bij een andere stang van de eigen rij, wordt de bal onvoorwaardelijk toegekend aan de achterspeler van de tegenpartij, die het spel vervolgens hervat.
Art. 62bis – Aanvullende bepalingen voor het enkelspel
Bij elke spelhervatting of -onderbreking moet de bal worden aangeraakt met drie spelers (bijv. bij het corrigeren van de voor- of achterlijn)
Bij overschakeling van voor naar achter of van achter naar voor mag men onmiddellijk schieten, zonder bijkomende aanraking
Art. 63 – Stilgevallen ballen
Wanneer de bal buiten bereik tot stilstand komt (zonder schudden), wordt hij opnieuw in het spel gebracht in de dichtstbijzijnde hoek door de achterspeler. Er wordt bevestigd of de tegenpartij klaar is. Na de “Klaar!”-bevestiging moet de speler die de bal in het spel brengt een vaste volgorde van balcontacten uitvoeren vóór het spel geldig hervat wordt. De correcte volgorde omvat:
een eerste balcontact met middelste poppetje van de rij (wanneer de achterspeler dit uitvoert, moet hij vertrekken vanaf één van de twee poppetjes op zijn achterlijn),
gevolgd door ten minste twee bijkomende balcontacten met afwisselend verschillende poppetjes van dezelfde rij (dus in totaal drie aanrakingen met minstens twee verschillende figuren).
Indien dit niet correct gebeurt, gaat de bal naar de achterspeler van de tegenpartij.
Art. 64 - Uitballen
De bal wordt als buiten het speelveld beschouwd op aanwijzing van de scheidsrechter, dan wel – bij afwezigheid van een scheidsrechter – op basis van vastgelegde regels zoals hieronder beschreven. Een bal is enkel ‘uit’ als hij het speelveld volledig verlaat. Als hij een vast element raakt (zoals cijfers, lamp of asbak) en terugkeert, blijft het spel geldig. Indien de bal daarentegen een onderdeel van de tafel raakt dat niet tot het speelveld behoort, wordt de bal als buiten het speelveld beschouwd en wordt het spel onmiddellijk onderbroken. Het team dat verantwoordelijk wordt geacht voor de gecontroleerde spelsituatie die ertoe heeft geleid dat de bal het speelveld heeft verlaten, wordt als veroorzaker aangeduid. De bal wordt vervolgens onverwijld opnieuw in het spel gebracht vanaf de keeperstang van het andere team. Er wordt bevestigd of de tegenpartij klaar is. Na de “Klaar!”-bevestiging moet de speler die de bal in het spel brengt een vaste volgorde van balcontacten uitvoeren vóór het spel geldig hervat wordt. De correcte volgorde omvat:
een eerste balcontact met middelste poppetje van de rij (wanneer de achterspeler dit uitvoert, moet hij vertrekken vanaf één van de twee poppetjes op zijn achterlijn),
gevolgd door ten minste twee bijkomende balcontacten met afwisselend verschillende poppetjes van dezelfde rij (dus in totaal drie aanrakingen met minstens twee verschillende figuren).
Indien de voor- of achterspeler die in balbezit is de hierboven vermelde regel niet naleeft, gelden de volgende bepalingen:
a) Wanneer de bal rechtstreeks bij de tegenpartij terechtkomt, wordt het spel zonder onderbreking verdergezet.
b) Wanneer de bal bij zijn medespeler terechtkomt, of bij een andere stang van de eigen rij, wordt de bal onvoorwaardelijk toegekend aan de achterspeler van de tegenpartij, die het spel vervolgens hervat.
Art. 65 – Controle en stanggebruik
Indien een speler tijdens balbezit bewust het handvat loslaat (bijvoorbeeld om de handen af te vegen), moet bij hervatting van het spel opnieuw voldaan worden aan de vereiste balcontrole: De speler moet de bal drie keer aanraken met verschillende poppetjes van dezelfde rij voordat er opnieuw mag geschoten worden. De bezitstijdklok (bv. 15 seconden op de 3-rij) blijft gewoon doorlopen.
Art. 66 – Tijdslimiet
Een speler mag de bal maximaal 15 seconden vasthouden onder dezelfde stang, ongeacht of hij voor- of achterspeler is. (Voor de achterspeler Keeper stang + back stang = 15 sec.) Indien de tegenpartij vermoedt dat deze limiet wordt overschreden, mag zij “Stop” roepen en een verantwoordelijke aanspreken voor controle. Deze controle wordt uitgevoerd door een bestuurslid of een aangeduide verantwoordelijke van één van beide ploegen. Sancties bij bevestigde tijdsoverschrijding:
Overtredingen zonder scheidsrechter
Wanneer er géén scheidsrechter aanwezig is, volstaat het dat de tegenpartij een waarschuwing geeft.
Overtredingen met scheidsrechter/timekeeper
Indien er wél een scheidsrechter of timekeeper is aangesteld, gelden onderstaande sancties:
Eerste overtreding: balbezit voor de achterspeler van de tegenpartij.
Tweede overtreding: balbezit voor de voorspeler van de tegenpartij.
Opmerking:
Een doelpunt of centerbal die exact samenvalt met het “Stop”-signaal blijft geldig.
Het spel wordt telkens hervat na bevestiging van gereedheid door beide teams en nadat drie poppen zijn geraakt.
Art. 67 – Time-outs
Per set is één time-out van maximum 1 minuut toegestaan per koppel, enkel bij balbezit.
Een tweede time-out binnen dezelfde set leidt tot balverlies aan de achterspeler van de tegenpartij. Opgelet: zowel tijdens een technische als een gewone stop is trainen niet toegestaan.
Art. 68 – Technische stops
Technische stops mogen enkel worden aangevraagd om een defect aan het tafelvoetbalapparaat of het materiaal te melden (bv. los handvat, gebroken pop, defecte stang). Ze gelden niet als time-out. Roept een speler “STOP” omdat zijn handvat loskomt, een speelpop breekt of een ander technisch defect optreedt, dan wordt het spel onmiddellijk onderbroken en wordt de bal teruggegeven aan de speler die op dat moment in balbezit was. Een doelpunt dat op dat moment valt, blijft geldig. Opgelet: zowel tijdens een technische als een gewone stop is trainen niet toegestaan.
Art. 69 – Hervatting na doelpunt of bij tweede set
Na elk doelpunt ontvangt het team dat het doelpunt incasseerde de bal aan de middellijn voor de aftrap. Uitzondering: bij de start van de tweede set van een partij krijgt het team de bal dat niet begonnen is aan de eerste set.
Art. 70 – Ongeldige doelpunten
Doelpunten waarbij de bal zichtbaar in en uit de goal stuitert, worden niet meegeteld – tenzij beide ploegen vooraf schriftelijk anders zijn overeengekomen en dit genoteerd is op het wedstrijdblad.
Art. 71 – Positiewissels
In het dubbelspel mogen de twee spelers van een team van speelpositie wisselen tijdens een time-out of tussen twee punten. Tijdens deze onderbrekingen mogen beide teams vrij van positie wisselen totdat het "klaar"-protocol van de daaropvolgende herstart is begonnen. Het aanvallende team mag van positie wisselen tot op het moment dat zij de vraag “Klaar?” stellen. Het verdedigende team mag van positie wisselen tot het moment dat zij de bevestiging “Klaar!” geven. Na het geven van de “Klaar!”-bevestiging en vóór het begin van het actieve spel, is het geen van beide teams toegestaan om nog van positie te wisselen. Spelers mogen niet van positie wisselen tijdens het "klaar"-protocol in strijd met bovenstaande regeling, noch tijdens een dode bal, een bal buiten de tafel, of tijdens een spelonderbreking. Dergelijke wissels gelden niet als overtredingen, maar zijn niet toegestaan en moeten worden teruggedraaid. Indien het "klaar"-protocol op enig moment wordt onderbroken, moet de vraag “Klaar?” opnieuw worden gesteld. Een dergelijke onderbreking herstelt het recht op positiewissel voor geen van beide teams; het aanvallende team mag niet van positie wisselen voorafgaand aan het opnieuw stellen van de vraag “Klaar?”. Elke positiewissel moet worden afgerond binnen de tijdsduur die geldt voor de betreffende onderbreking.
Art. 72 – Inbrengen van reservespelers
Iedere speler die aantoonbaar en wettelijk aangesloten is bij de club mag als reservespeler ingezet worden, indien zij vooraf op het wedstrijdblad vermeld stonden. Bij elke inbreng van een reservespeler geldt het volgende:
De wissel mag pas na een doelpunt gebeuren of tijdens een time-out.
Elke wissel moet genoteerd worden op het wedstrijdblad, met vermelding van wie eruit en wie erin gaat.
Een wissel is definitief voor de volledige wedstrijdavond.
Een speler die tijdens een partij vervangen wordt, mag nadien niet meer deelnemen aan enige andere partij binnen diezelfde wedstrijd, ongeacht het team waarin hij zou willen aantreden.
Art. 73 – Storend verdedigend spel en schokken
Een speler moet de bal teruggeven aan de tegenpartij indien de bal merkbaar van positie verandert door een verdedigende actie die niet gericht is op de bal zelf. Specifiek geldt het volgende : Indien een verdediger met de stang tegen de zijwand schokt, waardoor de bal niet stil kan blijven liggen, terwijl de aanvallende speler de bal onder controle heeft, vervalt de 15 secondenregel zolang dit storend gedrag aanhoudt. Verliest de aanvaller hierdoor de bal, dan moet deze onmiddellijk worden teruggegeven aan de aanvaller. Hier geldt ook dat als er een schot wordt uitgevoerd met de ene lijn, er geen schok gegeven mag worden met de andere lijn die niet in de buurt van de bal is. Het is tevens niet toegelaten om met de stangen hevig heen en weer te bewegen of te schokken wanneer de bal zich niet in de betrokken zone bevindt.
Art. 74 – loslaten van een stang bij schot of ronddraaien van een stang:
Het ronddraaien van een speelstang (meer dan één volledige voor- of achterwaartse rotatie van een speelpop) is verboden, ongeacht of de speler in balbezit is of niet. Een doelpunt dat met zo’n ronddraaiing wordt gescoord bij de tegenpartij is ongeldig. Een eigen doelpunt telt wél, ook als dit via ronddraaien gebeurt. Indien de ronddraaiende beweging leidt tot balbezit bij een ploegmaat: de bal moet worden afgestaan aan de achterspeler van de tegenpartij, rechtstreeks balbezit bij de tegenstander: het spel gaat gewoon door. Het loslaten van een stang tijdens een schot is tevens niet toegestaan. Een doelpunt dat zo wordt gescoord is ongeldig en de bal gaat naar de achterspeler van de tegenpartij. Own-goals blijven geldig.
Art. 75 – Speelfouten en sancties
Naast reeds eerder vernoemde fouten en sancties, gelden de volgende handelingen eveneens als speelfouten:
Intimidatie van de tegenstander
Tegenstander storen tijdens het spel
Hinderen van normaal balverloop
Voorwerpen op het speelveld gooien
Hand in het spel steken → doelpunt voor tegenpartij
Tafel opheffen, schudden of verplaatsen
Doorbuigen van stangen
De tafel verlaten zonder geldige reden
Opzettelijke, negatieve acties
Sancties:
Eerste overtreding: waarschuwing
Tweede overtreding: bal naar de achterspeler van de tegenpartij.
Indien benadeelde een voorspeler is: bal aan voorlijn.Derde overtreding: bal naar de voorspeler van de tegenpartij
Art. 76 – Agressie en ongepaste uitlatingen/handelingen
Elke ongepaste uitlating, handeling of gedraging jegens spelers, scheidsrechters, vrijwilligers, bestuursleden of omstaanders kan leiden tot sanctie en/of schorsing. Meld het incident onmiddellijk telefonisch aan een OBTF-bestuurslid tijdens de wedstrijd (ongepaste taal wordt niet getolereerd). Elke vorm van fysiek geweld of handgemeen tijdens wedstrijden of tornooien tegenover spelers, scheidsrechters, vrijwilligers, bestuursleden of omstaanders leidt tot onmiddellijke schorsing van twee jaar in afwachting van de tuchtraad. Meld het incident onmiddellijk telefonisch aan een OBTF-bestuurslid tijdens de wedstrijd (ongepaste taal wordt niet getolereerd). Indien de wedstrijdomstandigheden ernstig uit de hand lopen, kan het bestuur beslissen om de wedstrijd voort te zetten in een ander, geschikt lokaal conform de OBTF-regels.
X. KLACHTEN
Art. 77 – Indienen van klachten
Klachten dienen schriftelijk te worden overgemaakt via e-mail aan info@obtf.be. Om in behandeling genomen te worden, gelden volgende voorwaarden:
Klachten die geen verband houden met een wedstrijd moeten ten laatste binnen 7 kalenderdagen na de feiten worden ingediend. De e-mail bevat een duidelijk overzicht van de situatie. De verzenddatum geldt als referentie.
Klachten tijdens een wedstrijd volgen deze stappen:
Meld het incident telefonisch aan een OBTF-bestuurslid tijdens de wedstrijd (ongepaste taal wordt niet getolereerd).
Bezorg een gedetailleerde beschrijving via e-mail aan info@obtf.be, ten laatste 7 dagen na de feiten.
Anonieme klachten worden niet behandeld.
Art. 78 – Procedure klachtbehandeling Het OBTF-bestuur behandelt elke klacht grondig en onpartijdig. Betrokken partijen en getuigen worden uitgenodigd op een vastgelegde datum om gehoord te worden. De uiteindelijke beslissing wordt schriftelijk gecommuniceerd of gepubliceerd op de officiële website. Deze uitspraak geldt als definitieve beslissing binnen OBTF. Een beroepsmogelijkheid bij het Nationale Bestuur blijft behouden.
Art. 79 – Beroepsprocedure
Indien een partij zich niet kan vinden in de uitspraak van OBTF, kan zij in beroep gaan volgens deze procedure:
Het beroep wordt schriftelijk ingediend binnen de 3 kalenderdagen na kennisgeving van de beslissing, via e-mail aan de voorzitter van OBTF: stefanie@obtf.be. De voorzitter bezorgt de betrokkene dan een onderbouwde verantwoording, eventueel met uitnodiging tot bijkomend gesprek of confrontatie.
Indien men zich niet akkoord verklaart met deze verantwoording, kan men beroep aantekenen bij het Nationale Bestuur. De aanvraag verloopt via info@obtf.be en wordt van daar doorgestuurd naar het nationaal bestuur.
Voor het nationale beroep moet een waarborg gestort worden op het OBTF-rekeningnummer. Deze waarborg wordt integraal doorgestort aan het Nationale Bestuur.
Wordt de klager in het gelijk gesteld, dan wordt de waarborg terugbetaald. Bij afwijzing vervalt de waarborg.Het Nationale Bestuur behandelt deze beroepen éénmaal per jaar op de nationale vergadering, tenzij anders overeengekomen. Intussen blijven sancties van kracht zoals uitgesproken door het OBTF-bestuur.
Règlement d’ordre intérieur OBTF
I. Dispositions générales
Art. 1 – Champ d’application
Le présent règlement s’applique à tous les clubs et joueurs affiliés à l’OBTF ASBL.
Par leur affiliation, ils déclarent accepter ce règlement et s’engagent à le respecter.
Art. 2 – Langues
Tous les affiliés doivent pouvoir s’exprimer dans l’une des trois langues nationales (néerlandais, français ou allemand).
Art. 3 – Modifications
Le comité se réserve le droit d’apporter des modifications au présent règlement.
Toutes les modifications sont communiquées via www.obtf.be et entrent en vigueur immédiatement, sauf mention contraire.
II. Affiliation & inscription
Art. 4 – Inscription des clubs
Les clubs doivent s’inscrire avant le 25 juillet précédant le début de la nouvelle saison.
L’inscription se fait par e-mail à info@obtf.be et n’est valable que si toutes les informations suivantes sont complètes :
• Nom de l’équipe
• Nom et adresse du local
• Liste des joueurs avec nom, prénom, date de naissance et numéro d’affiliation
• Coordonnées du capitaine et du vice-capitaine (nom, prénom, n° de GSM et adresse e-mail pour chacun)
L’inscription n’est définitive qu’après réception du paiement dû, tel que prévu à l’Art. 5 – Conditions financières.
Art. 5 – Conditions financières
L’inscription d’un joueur coûte 5 €, celle d’une équipe 60 €. Tous les paiements s’effectuent par virement sur le compte BE26 7390 2653 2329, avec une communication claire (nom de l’équipe et objet du paiement).
Art. 6 – Refus d’inscription
L’OBTF ASBL se réserve le droit de refuser l’inscription d’un club ou d’un joueur pour des motifs objectifs et sportifs.
Art. 7 – Affiliation d’un joueur
Un joueur ne peut être affilié qu’à un seul club à la fois. En cas de signatures multiples, l’affiliation auprès du premier club signé prévaut.
Art. 8 – Joueurs libres
Les joueurs sans club peuvent s’affilier jusqu’à la 5e dernière journée comprise, coupe incluse.
Art. 9 – Identification des membres
Les membres et clubs figurent dans l’aperçu des membres et des clubs sur www.obtf.be.
Art. 10 – Participation à d’autres fédérations
Les joueurs affiliés à l’OBTF ne peuvent pas participer le vendredi à des compétitions d’autres fédérations de football de table.
Art. 11 – Changement de local
Un changement de salle en cours de saison n’est autorisé qu’en cas de force majeure et après approbation du comité. À défaut de local disponible, les matches se jouent à l’extérieur ou dans un local de remplacement avec une table homologuée.
Art. 12 – Transmission des listes de membres
L’OBTF transmet au plus tard fin septembre les listes définitives des membres de tous les clubs au secrétariat national.
III. Tables de jeu et matériel
Art. 13 – Nombre de clubs par local
Plusieurs clubs peuvent jouer dans un même local, à condition que par table homologuée disponible, deux clubs au maximum y soient actifs.
Art. 14 – Type de tables
Les tables doivent être reconnues au niveau national (p. ex. Jupiter Goldstar, Homestar). Chaque table doit disposer d’un éclairage fonctionnel au-dessus du terrain et d’un espace suffisant autour pour les déplacements des joueurs.
Art. 15 – Exigences techniques des tables
Chaque table doit répondre aux normes suivantes :
• Barres droites et d’origine, avec ressorts ou caoutchoucs
• Figurines d’origine non endommagées
• Balles d’origine, rondes, sans usure ni bosses
• Poignées non endommagées
• Coins et bords de table fixes
• Surface de jeu plane et non endommagée
• La table doit être entièrement dans son état d’origine
• L’équipe visiteuse ne peut apporter aucune modification à la table ou au matériel.
Exemples (liste non exhaustive) : pas de papier abrasif, pas de brûlures sur les pieds/figurines, pas de déformation ou polissage de pièces, pas de modification des balles ou des poignées.
Art. 16 – Réparations et défauts
Si un côté de la table n’est pas conforme, l’équipe locale doit y remédier. À défaut, l’équipe visiteuse peut jouer du meilleur côté. L’ordre normal d’alternance est maintenu comme s’il n’y avait pas eu de changement.
Art. 17 – Jouabilité de la table
Si une équipe estime que la table n’est pas jouable ou que des modifications non réglementaires ont été faites, le comité doit être averti immédiatement. Le comité décide alors si le match peut se jouer ou s’il doit se poursuivre dans un autre local conforme.
Art. 18 – Utilisation de produits antidérapants
L’appréciation d’une surface jugée glissante ou non relève de l’approbation de l’équipe locale. Seule l’équipe locale peut utiliser un produit antidérapant, pour autant qu’il n’altère pas la trajectoire normale de la balle. Les équipes visiteuses ne peuvent apporter aucune modification au terrain, à la table ou au matériel.
IV. Transferts
Art. 19 – Période de transferts libre
Les transferts sont libres entre la fin de la saison 1 et le début de la saison 2, pour autant que le joueur ne se soit pas déjà réaffilié à un autre club.
En dehors de cette période, les transferts ne sont possibles qu’à titre exceptionnel, et uniquement après l’aller et avant le début du retour.
Art. 20 – Contrôle des transferts hors période libre
En cas de transfert hors période libre, il faut vérifier si le joueur est déjà :
• affilié à un autre club OBTF, ou
• affilié à un club d’une autre fédération.
Dans ce cas, conditions :
a. Accord du capitaine du club actuel ;
b. S’il s’agit d’une autre fédération, autorisation de ladite fédération ;
c. Si le joueur a disputé plus de 5 matches officiels dans la saison en cours, aucun transfert ne peut être demandé.
Art. 21 – Appréciation par le comité
Même si toutes les conditions sont remplies, le comité de l’OBTF se réserve le droit de refuser ou bloquer un transfert si celui-ci est contraire à l’intérêt sportif ou organisationnel de la compétition.
Art. 22 – Limitation du nombre de joueurs mieux classés par division
Afin de garantir une compétition équitable et équilibrée, des limites s’appliquent par division quant au nombre de joueurs possédant un classement individuel supérieur. Cette règle vaut pour les nouveaux transferts et pour les membres existants qui conservent leur classement.
Pour clarté, reformulation textuelle :
• 1re division : nombre illimité de joueurs classés 1, 2, 3 et 4.
• 2e division : maximum 2 joueurs classés 1 ; joueurs classés 2, 3 et 4 illimités.
• 3e division : maximum 1 joueur classé 1 ; maximum 2 joueurs classés 2.
Exception : s’il n’y a aucun joueur classé 1 dans l’équipe, un 3e joueur classé 2 est autorisé. Joueurs classés 3 et 4 illimités.
• 4e division : joueurs classés 1 non autorisés ; maximum 1 joueur classé 2 ; maximum 2 joueurs classés 3.
Exception : s’il n’y a aucun joueur classé 2 dans l’équipe, un 3e joueur classé 3 est autorisé. Joueurs classés 4 illimités.
Art. 23 – Promotion obligatoire pour les titulaires d’une équipe championne
Est considéré comme titulaire d’une équipe championne le joueur ayant disputé au moins 10 des 22 matches officiels de championnat lors de la saison écoulée.
Ce titulaire est tenu de jouer la saison suivante dans une division supérieure à celle dans laquelle son équipe a été championne.
➤ Exception : les joueurs n’ayant participé qu’au début de saison (p. ex. les 10 premiers matches) puis plus actifs ne sont pas considérés comme titulaires.
V. Classements
Art. 24 – Influence du classement sur la participation
Le classement individuel d’un joueur détermine la division dans laquelle il peut évoluer lors des tournois officiels, ainsi que pour les championnats régionaux et nationaux. Le comité se réserve le droit d’ajuster en cours de saison les classements sur la base des performances et du score ELO.
Art. 25 – Attribution du classement initial
Les joueurs s’affiliant pour la première fois à l’OBTF, ou sans historique actif au sein de la fédération, reçoivent par défaut le classement 4.
Lors de l’inscription, il est vérifié si le joueur a été récemment actif dans une autre fédération en Belgique ou à l’étranger. S’il ressort que le joueur y avait un classement supérieur ou était considéré comme expérimenté, l’OBTF peut lui attribuer un classement plus élevé.
➤ Il ne suffit pas de se présenter comme « nouveau » : le comité de l’OBTF procède toujours à un contrôle. Seul un joueur inconnu d’une autre fédération est considéré comme débutant classement 4.
Art. 26 – Classement en cas de montée volontaire
Les joueurs qui montent volontairement dans une division supérieure peuvent conserver leur classement initial (inférieur), mais pour deux saisons consécutives maximum. Pour la deuxième saison, cela ne vaut que si leurs performances le justifient.
Les joueurs actifs deux saisons consécutives en division supérieure montent automatiquement d’un niveau de classement, à condition d’avoir obtenu sur cette période un pourcentage ELO d’au moins 37 %.
Art. 27 – Passage à une division inférieure
Les joueurs qui descendent volontairement dans une division inférieure conservent leur classement existant.
Art. 28 – Les champions montent également en classement
Les joueurs champions avec leur équipe montent aussi en classement. Ils montent automatiquement d’un niveau, à condition d’avoir, sur cette période, un pourcentage ELO d’au moins 37 %.
Le nouveau classement ne peut jamais dépasser la division dans laquelle l’on est promu, sauf si ce classement supérieur était déjà d’application.
Art. 29 – Conditions de baisse de classement
Une baisse de classement n’est possible que si :
a. le joueur a obtenu moins de 37 % ELO la saison écoulée dans une série équivalente à son classement ou inférieure, ou
b. l’équipe a rétrogradé dans une division inférieure. Dans ce cas, ils baissent automatiquement d’un niveau, à condition d’avoir sur cette période un pourcentage ELO inférieur à 50 %. Le nouveau classement ne peut pas être inférieur à la division dans laquelle le joueur évoluera.
Art. 30 – Baisse après longue inactivité
Un joueur inactif pendant cinq saisons consécutives dans toute fédération peut demander une baisse de classement. Cette demande n’est acceptée que :
a. après concertation avec le comité, et
b. si le nouveau classement correspond au moins à la division dans laquelle le joueur reprendra.
VI. Compétition et coupe
Art. 31 – Format de la compétition
La compétition se déroule en aller-retour. Le classement est établi sur la base :
a. du plus grand nombre de points de championnat ;
b. du plus grand nombre de victoires ;
c. du plus grand nombre de buts.
En cas d’égalité de points en fin de saison (indépendamment des victoires ou buts), un match d’appui est joué entre les clubs concernés pour déterminer la première place et le titre.
Art. 32 – Promotion et relégation
Seul le champion monte automatiquement de division et seule l’équipe dernière du classement descend automatiquement. La composition des séries et d’éventuelles promotions/relégations supplémentaires est déterminée par le comité, en tenant compte :
• du classement final de la saison précédente ;
• du score ELO de tous les joueurs affiliés du club ;
• des transferts réalisés avant le début de la nouvelle saison.
Ces éléments servent de guides pour une répartition aussi équitable que possible.
Art. 33 – Coupes
Parallèlement à la compétition, l’OBTF organise :
• la Coupe de l’OBTF – le vainqueur obtient l’accès à la Coupe de Belgique ;
• une Coupe de série (consolation) par division.
La participation aux deux coupes est obligatoire. Les dates sont fixées par le comité.
Le champion des playoffs de chaque série et le vainqueur de la Coupe de l’OBTF sont tenus de participer :
• à la Coupe de Belgique ;
• aux Championnats de Belgique Interclubs.
En cas d’indisponibilité, un remplaçant doit être désigné en concertation avec le comité.
Art. 34 – Calendrier et adresses
Chaque club peut consulter le calendrier et la liste d’adresses de tous les adversaires sur www.obtf.be.
Art. 35 – Enregistrement des matches
Tous les matches de championnat et de coupe sont encodés électroniquement via www.obtf.be.
• L’équipe locale complète et envoie la feuille de match en ligne.
• L’équipe visiteuse encode ses joueurs avant le début du match et confirme la feuille avant 20 h le lendemain. À défaut, la validation automatique s’applique.
Chaque équipe désigne un capitaine et un vice-capitaine. Ils sont responsables de l’encodage et de la validation en ligne des feuilles de match.
La feuille de match doit être complète avant le début de la rencontre.
Art. 36 – Falsification des feuilles de match
En cas de falsification, les deux clubs perdent la rencontre par forfait, et les capitaines ou vice-capitaines signataires sont sanctionnés disciplinairement.
Art. 37 – Forfait simple (ponctuel)
Lorsqu’une équipe déclare forfait pour un seul match, sans forfait général :
• les points sont attribués à l’adversaire, score standard 18-0 ;
• les résultats antérieurs de l’équipe forfaitaire restent au classement.
En cas de forfaits répétés, le comité peut décider de sanctions supplémentaires ou prononcer un forfait général (cf. Art. 38).
Art. 38 – Forfait général en cours de saison
Lorsqu’un club déclare un forfait général en cours de saison :
• tous les points acquis sont annulés rétroactivement ;
• tous les matches joués par cette équipe sont considérés comme inexistants ;
• les joueurs concernés ne peuvent plus participer à aucune autre organisation de football de table, sauf accord avec le comité.
Art. 39 – Heure de début des matches
L’heure officielle de début est 21 h 00. Un temps de tolérance est accordé jusqu’à 21 h 30.
Le match débute à 21 h 00, sauf accord mutuel différent entre les deux équipes.
En cas d’absence d’une équipe après ce délai, le forfait ne peut être prononcé qu’après contact téléphonique avec le comité.
Art. 40 – Temps d’échauffement
L’équipe visiteuse peut réclamer la table dès 20 h 30 pour s’entraîner jusqu’à 21 h 00, sauf accord contraire. L’équipe locale veille à ce que la table et les balles soient conformes et disponibles dès 20 h 30. Aucune modification de la table ou du matériel n’est autorisée pendant l’échauffement.
Art. 41 – Composition et présence des joueurs
Chaque équipe joue avec 3 paires (6 joueurs). Une double inscription d’un même joueur dans plusieurs paires n’est pas autorisée (un joueur ne peut pas jouer en A et B, ou en A et C, au sein du même match).
Dispositions selon le nombre de joueurs présents :
2 joueurs présents : le match commence immédiatement. Les trois premières parties (A-A, A-B, A-C) se jouent sans pause. Si les 2 joueurs suivants n’arrivent pas à temps, après la 3e partie, un forfait 18-0 s’applique automatiquement.
4 joueurs présents : toutes les manches possibles à 4 joueurs sont jouées immédiatement et sans pause. La 3e paire doit être présente avant la dernière partie régulière, faute de quoi ses manches prévues sont perdues 11-0 par partie.
6 joueurs présents : le match commence comme prévu. Si un titulaire arrive plus tard, le match n’est pas reporté. Les réservistes présents démarrent la rencontre. « Plus tard » signifie : seulement après que les couples précédents (A et B) aient terminé tous leurs matchs prévus.
Art. 42 – Égalité en coupe
En cas d’égalité en coupe, une partie test est jouée entre deux paires (une par club), désignées par les capitaines.
• Tout joueur figurant sur la feuille de match peut être choisi, réservistes inclus ;
• Aucun réserviste supplémentaire ne peut être aligné durant la partie test ;
• La partie se joue jusqu’à 11 (score maximal 11/10).
Art. 43 – Report de match
• Maximum 2 reports par équipe et par saison ;
• Aucun report autorisé pendant les 3 dernières journées ;
• Les dates de rattrapage sont fixées par le comité.
Art. 44 – Contrôle d’identité
Avant le match, le capitaine/l’arbitre peut effectuer un contrôle d’identité visuel de chaque joueur au moyen d’un document officiel (eID, permis de conduire ou passeport). Aucune copie (photo/scan) n’est réalisée et aucune lecture électronique n’est effectuée. Le contrôle vise uniquement à vérifier l’affiliation et l’éligibilité sportive (nécessité contractuelle/intérêt légitime) et respecte le principe de minimisation : seules le nom et la date de naissance peuvent, le cas échéant, être notés. Le numéro de registre national n’est ni traité ni noté.
Si un joueur ne peut pas s’identifier, il ne débute pas, sauf autorisation temporaire après accord téléphonique d’un membre du comité ; le joueur peut alors être convoqué à la prochaine réunion pour contrôle.
VII. Arbitrage
Art. 45 – Capitaine et vice-capitaine comme arbitre
Chaque équipe désigne un capitaine et un vice-capitaine. Ils ne peuvent pas former une paire ensemble, afin qu’en cas de discussion l’un d’eux (de l’équipe visiteuse) puisse agir comme arbitre.
Art. 46 – Désignation d’un arbitre officiel
Aucun arbitre n’est prévu par défaut par l’OBTF, sauf si cela a été demandé explicitement par l’un des clubs au moins 7 jours à l’avance, ou si un arbitre est désigné par le comité.
Art. 47 – Discussion en cas d’arbitrage par le capitaine visiteur
En cas de contestation d’une phase de jeu arbitrée par le capitaine visiteur et de désaccord de l’adversaire, la situation doit être signalée immédiatement au comité pour suivi. Art. 48 – Escalade pendant le match
Si aucun accord n’est trouvé, il convient de contacter immédiatement le comité. Seul un arbitre officiel désigné par le comité ou un membre du comité de l’OBTF peut interrompre un match. Art. 49 – Reprise des matches interrompus
Si les circonstances sont gravement perturbées et ne peuvent être réglées sur place, le comité peut décider d’arrêter le match et/ou de le reprendre dans un local alternatif conforme aux règlements OBTF. Art. 50 – Contribution obligatoire des clubs en arbitres
Le comité de l’OBTF se réserve le droit d’obliger les clubs à mettre un membre à disposition comme arbitre pour d’autres matches ou championnats officiels.
VIII. Championnats provinciaux
Art. 51 – Format des championnats
L’OBTF organise chaque saison des championnats provinciaux dans les catégories suivantes :
• Simple open
• Double open
• Double mixte
• Simple par division
• Double par division
• Simple dames, jeunes et vétérans
• Double dames, jeunes et vétérans Art. 52 – Conditions de participation
Pour participer à un championnat provincial, le joueur doit être affilié à un club OBTF et inscrit avant le 31 décembre de la saison en cours. Art. 53 – Participation volontaire mais vivement recommandée
La participation n’est pas obligatoire, mais vivement encouragée. Elle permet aux joueurs de se mesurer à d’autres de leur province, de représenter leur club et de concourir pour le titre, l’honneur et d’éventuels prix en espèces ou trophées. Art. 54 – Séries et classement
La répartition par division se fait sur la base du classement OBTF :
a. Double : la division est déterminée par le joueur au classement le plus élevé du duo ;
b. Simple : la division est déterminée par le classement individuel de chaque joueur. Art. 55 – Timing
Les championnats peuvent être organisés :
• sur un week-end, ou
• étalés sur la saison, selon disponibilités et planification. Art. 56 – Règles de jeu
Tous les matches sont joués selon les règles officielles de l’OBTF ASBL, telles que fixées dans le règlement d’ordre intérieur. Art. 57 – Remise des prix
Les clubs et joueurs sont attendus à la cérémonie de remise des prix pour recevoir personnellement leur trophée ou prix en espèces. En cas d’empêchement, le comité doit être informé au préalable. Les prix ne sont pas envoyés.
IX. Matches & règles de jeu
Art. 58 – Structure d’un match
Chaque match se compose de 9 parties de maximum 20 balles par partie. Les paires A, B et C de l’équipe locale rencontrent les paires A, B et C de l’équipe visiteuse dans l’ordre suivant :
Local A – Visiteur A
Local B – Visiteur B
Local C – Visiteur C
Local A – Visiteur B
Local B – Visiteur C
Local C – Visiteur A
Local A – Visiteur C
Local B – Visiteur A
Local C – Visiteur B
(Chaque duo local joue trois fois et affronte chaque duo visiteur une fois.)
Art. 59 – Barème de points
Par partie, 2 points sont attribués :
• 2 points à la paire qui marque 11 buts ;
• 0 point à la paire perdante ;
• à 10-10, égalité : 1 point par équipe.
Il y a donc 18 points par match. Le club avec le plus grand nombre de points remporte le match et reçoit 2 points au classement. En cas d’égalité (9-9), chaque club reçoit 1 point.
Art. 60 – Déroulement d’une partie
Une partie se joue en 2 manches de 10 balles chacune.
Art. 61 – Sens de jeu
L’équipe locale engage la balle sur la ligne médiane, côté réserve de balles. En deuxième manche, l’engagement revient à l’adversaire. Sur terrain neutre, tirage au sort. Le changement de côté est autorisé après la première manche si l’une des équipes le demande.
Art. 62 – Engagement
L’engagement se fait via la barre des 5 (ligne médiane) : la balle est d’abord placée sous la figurine centrale, puis l’on confirme que l’adversaire est prêt (« Prêt ? / Prêt !). Après cette confirmation, le joueur qui remet la balle en jeu doit exécuter la séquence de contrôle suivante avant que le jeu ne soit valide :
• un premier contact avec la figurine centrale de la rangée;
• suivi d’au moins deux contacts supplémentaires avec des figurines différentes de la même barre (soit trois touches au total avec au moins deux figurines différentes).
Si l’attaquant ou le défenseur en possession de la balle ne respecte pas la règle mentionnée ci-dessus, les dispositions suivantes s’appliquent :
a) Lorsque la balle va directement à l’adversaire, le jeu se poursuit sans interruption.
b) Lorsque la balle va à son partenaire, ou à une autre barre de sa propre ligne, la balle est inconditionnellement attribuée au défenseur de l’équipe adverse, qui reprend alors le jeu.
Art. 62bis – Dispositions complémentaires pour le simple
a. À chaque remise en jeu ou interruption, la balle doit être touchée par trois figurines (p. ex. lors d’un repositionnement sur la barre avant ou arrière).
b. Lors d’un passage de l’avant à l’arrière ou de l’arrière à l’avant, on peut tirer immédiatement, sans contact supplémentaire.
Art. 63 – Balles immobilisées
Quand la balle s’immobilise hors de portée (sans secousse), elle est remise en jeu dans le coin le plus proche par le joueur arrière.
Après confirmation « Prêt ! », la même séquence de trois touches que pour l’engagement s’applique.
La séquence correcte comprend :
une touche initiale avec la figure du milieu de la rangée (lorsque le joueur arrière effectue cette touche, il doit partir de l’une des deux figures de sa ligne arrière),
suivie d’au moins deux touches supplémentaires avec des figures alternées de la même rangée (soit un total de trois touches avec au moins deux figures différentes).
À défaut, la balle va à l’arrière de l’adversaire.
Art. 64 – Balles hors du terrain
La balle est considérée hors du terrain selon l’indication de l’arbitre ou – à défaut – selon les règles suivantes :
La balle n’est « hors jeu » que si elle quitte entièrement la surface de jeu. Si elle touche un élément fixe (chiffres, lampe, cendrier) et revient, le jeu continue. Si la balle touche en revanche un élément de la table n’appartenant pas au terrain, elle est hors du terrain et le jeu est interrompu.
L’équipe responsable de la phase contrôlée ayant provoqué la sortie de balle est désignée comme à l’origine. La balle est alors remise en jeu immédiatement depuis la barre du gardien de l’autre équipe.
Après confirmation « Prêt ! », la séquence de trois touches s’applique.
La séquence correcte comprend :
une touche initiale avec la figure du milieu de la rangée (lorsque le joueur arrière effectue cette touche, il doit partir de l’une des deux figures de sa ligne arrière),
suivie d’au moins deux touches supplémentaires avec des figures alternées de la même rangée (soit un total de trois touches avec au moins deux figures différentes).
Si l’attaquant ou le défenseur en possession de la balle ne respecte pas la règle mentionnée ci-dessus, les dispositions suivantes s’appliquent :
a) Lorsque la balle va directement à l’adversaire, le jeu se poursuit sans interruption.
b) Lorsque la balle va à son partenaire, ou à une autre barre de sa propre ligne, la balle est inconditionnellement attribuée au défenseur de l’équipe adverse, qui reprend alors le jeu.
Art. 65 – Contrôle & utilisation des barres
Si, en phase de possession, un joueur lâche volontairement la poignée (p. ex. pour s’essuyer), à la reprise il doit à nouveau respecter le contrôle de balle :
trois touches avec des figurines différentes de la même barre avant de pouvoir tirer. Le chronomètre de possession (p. ex. 15 s sur la barre des 3) continue de tourner.
Art. 66 – Limite de temps
Un joueur peut retenir la balle au maximum 15 secondes sur la même barre, qu’il soit avant ou arrière (barre du gardien + barre arrière = 15 s au total).
Si l’adversaire soupçonne un dépassement, il peut crier « Stop » et demander un contrôle par un membre du comité ou un responsable désigné de l’une des deux équipes.
Sanctions en cas de dépassement confirmé :
Infractions sans arbitre
En l'absence d'arbitre, un avertissement de l'équipe adverse suffit.
Infractions avec arbitre/chronométreur
En présence d'un arbitre ou d'un chronométreur, les sanctions suivantes s'appliquent :
Première infraction : possession du ballon par le latéral adverse.
Deuxième infraction : possession du ballon par l'attaquant adverse
Remarque : un but ou une remise au centre coïncidant exactement avec le signal « Stop » reste valable.
La reprise se fait après confirmation de préparation par les deux équipes et après trois touches.
Art. 67 – Temps morts
Par manche, un temps mort de 1 minute max. par paire, uniquement en possession.
Un second temps mort dans la même manche entraîne la perte de balle au profit de l’arrière adverse.
Attention : durant un arrêt technique comme durant un temps mort, l’entraînement est interdit.
Art. 68 – Arrêts techniques
Les arrêts techniques ne peuvent être demandés que pour signaler un défaut de la table ou du matériel (p. ex. poignée desserrée, figurine cassée, barre défectueuse). Ils ne valent pas comme temps mort.
Si un joueur crie « STOP » pour un défaut technique, le jeu est interrompu et la balle est rendue au joueur qui en avait la possession.
Un but marqué à ce moment-là reste valable.
Attention : pendant un arrêt technique ou un temps mort, l’entraînement est interdit.
Art. 69 – Reprise après but ou début de 2e manche
Après chaque but, l’équipe qui l’a encaissé reçoit la balle au centre pour l’engagement.
Exception : au début de la deuxième manche, la balle revient à l’équipe qui n’a pas commencé la première.
Art. 70 – Buts non valables
Les buts où la balle est visiblement entrée puis ressortie du but ne comptent pas, sauf accord écrit préalable des deux équipes mentionné sur la feuille de match.
Art. 71 – Changements de position
En double, les deux joueurs d’une équipe peuvent échanger de position pendant un temps mort ou entre deux points. Pendant ces interruptions, les deux équipes peuvent changer librement jusqu’au début du protocole « Prêt ? / Prêt ! » de la reprise suivante.
L’équipe en attaque peut changer jusqu’au moment où elle pose la question « Prêt ? ». L’équipe en défense peut changer jusqu’au moment où elle répond « Prêt ! ».
Après « Prêt ! » et avant la reprise active, aucun changement de position n’est autorisé.
Les changements pendant le protocole « Prêt », sur balle morte, balle hors de la table, ou interruption, ne sont pas autorisés et doivent être annulés (sans autre sanction).
Si le protocole « Prêt » est interrompu, la question « Prêt ? » doit être posée à nouveau. Cette interruption ne rétablit pas un droit supplémentaire au changement de position ; l’équipe en attaque ne peut pas changer avant de reposer la question « Prêt ? ». Tout changement doit rester dans le délai prévu pour l’interruption concernée.
Art. 72 – Alignement des remplaçants
Tout joueur valablement affilié au club peut être aligné comme remplaçant, s’il était préalablement indiqué sur la feuille de match.
Pour chaque entrée de remplaçant :
• la substitution ne peut intervenir qu’après un but ou pendant un temps mort ;
• chaque substitution doit être notée sur la feuille (qui sort/qui entre) ;
• une substitution est définitive pour toute la soirée de match.
Un joueur remplacé en cours de partie ne peut plus participer à aucune autre partie du même match, quel que soit le duo.
Art. 73 – Jeu défensif perturbateur & chocs
Un joueur doit rendre la balle à l’adversaire si la balle change sensiblement de position à cause d’une action défensive non dirigée vers la balle.
En particulier : si un défenseur percute la paroi latérale avec la barre alors que l’attaquant a la balle sous contrôle, la règle des 15 secondes est suspendue tant que ce comportement perturbateur persiste. Si l’attaquant perd la balle pour cette raison, elle doit lui être rendue immédiatement.
De même, lorsqu’un tir est effectué sur une barre, il est interdit de donner un coup avec une autre barre hors de la zone de la balle.
Il est également interdit de secouer ou de faire des va-et-vient violents avec les barres lorsque la balle ne se trouve pas dans la zone concernée.
Art. 74 – Lâcher une barre lors d’un tir ou rotation complète
La rotation complète d’une barre (plus d’un tour complet avant ou arrière d’une figurine) est interdite, que le joueur soit en possession ou non. Un but marqué ainsi chez l’adversaire est invalide. Un autogoal compte toujours, même sur rotation.
Si la rotation donne la possession à un coéquipier : la balle est rendue à l’arrière adverse ; si elle donne la possession directement à l’adversaire, le jeu continue.
Lâcher une barre pendant un tir est également interdit : le but est invalide et la balle va à l’arrière adverse. Les autogoals restent valides.
Art. 75 – Fautes de jeu & sanctions
Outre les fautes et sanctions déjà mentionnées, sont également des fautes :
a. intimidation de l’adversaire ;
b. perturbation de l’adversaire pendant le jeu ;
c. entrave au déroulement normal de la balle ;
d. lancer des objets sur le terrain ;
e. mettre la main dans le jeu → but pour l’adversaire ;
f. soulever, secouer ou déplacer la table ;
g. cintrer les barres ;
h. quitter la table sans motif valable ;
i. actions intentionnellement négatives.
Sanctions :
• 1re infraction : avertissement ;
• 2e infraction : balle à l’arrière de l’adversaire (si le joueur lésé est un avant : balle à la ligne avant) ;
• 3e infraction : balle à l’avant de l’adversaire.
Art. 76 – Agressions et propos/actes inappropriés
Tout propos, acte ou comportement inapproprié à l’égard des joueurs, arbitres, bénévoles, membres du comité ou spectateurs peut entraîner sanction et/ou suspension. Signalez l’incident immédiatement par téléphone à un membre du comité de l’OBTF pendant le match (langage inapproprié non toléré).
Toute forme de violence physique ou rixe pendant les matches ou tournois à l’encontre de joueurs, arbitres, bénévoles, membres du comité ou spectateurs entraîne une suspension immédiate de deux ans dans l’attente de la commission de discipline. Signalez l’incident immédiatement par téléphone à un membre du comité (langage inapproprié non toléré).
Si les conditions de match dégénèrent gravement, le comité peut décider de poursuivre la rencontre dans un autre local approprié conforme aux règles de l’OBTF.
X. Plaintes
Art. 77 – Introduction des plaintes
Les plaintes doivent être adressées par e-mail à info@obtf.be. Pour être recevables :
a. Les plaintes sans lien avec un match doivent être introduites dans les 7 jours calendaires suivant les faits, avec un exposé clair de la situation. La date d’envoi fait foi.
b. Les plaintes pendant un match suivent ces étapes :
• signaler par téléphone l’incident à un membre du comité pendant le match (langage inapproprié non toléré) ;
• envoyer une description détaillée par e-mail à info@obtf.be dans les 7 jours suivant les faits.
Les plaintes anonymes ne sont pas traitées.
Art. 78 – Traitement des plaintes
Le comité de l’OBTF traite chaque plainte de manière approfondie et impartiale. Les parties concernées et témoins sont convoqués à une date fixée pour être entendus.
La décision finale est communiquée par écrit ou publiée sur le site officiel. Elle constitue la décision définitive au sein de l’OBTF.
Une voie de recours auprès de l’instance nationale demeure ouverte.
Art. 79 – Procédure d’appel
Si une partie conteste la décision de l’OBTF, elle peut interjeter appel selon la procédure suivante :
a. L’appel est introduit par écrit dans les 3 jours calendaires suivant la notification de la décision, par e-mail au président de l’OBTF : stefanie@obtf.be. Le président transmet une motivation circonstanciée, éventuellement assortie d’une invitation à un entretien complémentaire ou une confrontation.
b. En cas de désaccord persistant, un appel peut être introduit auprès de l’Instance Nationale via info@obtf.be, qui le transmettra à l’instance nationale.
c. Pour l’appel national, une caution doit être versée sur le compte OBTF. Cette caution est intégralement transférée à l’Instance Nationale.
Si le plaignant obtient gain de cause, la caution est remboursée. En cas de rejet, la caution est acquise.
d. L’Instance Nationale traite ces appels une fois par an lors de l’assemblée nationale, sauf accord contraire. Entre-temps, les sanctions restent en vigueur telles que prononcées par le comité de l’OBTF.